Martin Belou: Objects, Love and Patterns

auteur: Dagmar Dirkx

In zijn onophoudelijke fascinatie en liefde voor de dingen rondom ons, omringt kunstenaar Martin Belou (°1986, FR) zich door een uitgebreid scala aan objecten, waaronder bijvoorbeeld zaden, koralen, paddenstoelen, fragmenten van koper, plaaster of metaal. Eerder dan dat Belou een bewuste zoektocht initieert, ‘treffen’ de objecten, hun vormen en fysische kwaliteiten hem. De kunstenaar spreekt van een ontmoeting, een willekeurig stuiten op dingen die beantwoorden aan de ongeschreven wetten van zijn verzameling. Die collectie blijft onderhuids sluimeren en prikkelt zijn praktijk.

De gemeenschappelijke factor in deze verzameling blijkt echter de sculpturale consequenties van tijd en ruimte die de materialen muteren. Zo geldt plaaster als een zeer poreus materiaal dat makkelijk rook doorlaat, brons valt ten prooi aan corrosie, vreemde formaties aan paddenstoelen ontstaan door middel van een lang kweek- en rottingsproces (Club Belou FW 17, 2017; ex voto, 2016). Ondanks hun efemeer karakter, laten overgangsfasen zoals rook, corrosie of stoom permanente sporen na. Belou integreert deze sporen als onderdeel van zijn palet, waarmee hij langzaam maar zeker een nieuwe atmosfeer schildert.

In CIAP werkt de tentoonstelling Objects, Love and Patterns als een laboratorium, waarin Belou de toeschouwer een assemblage van onder andere marmeren objecten, voorraadpotten, rottende vruchten, een gasvuur en een stoommachine voorschotelt. Het geheel presenteert Belou op een grote metalen tafel die de verschillende kamers doorklieft. Ondanks Belous manipulatie van de objecten en fenomenen, laat de kunstenaar deze ook hun eigen spel spelen; de natuur als het ware improviseren. Zo laten de druppels van stoom een residu achter op het metalen oppervlak of produceert de smudge stick van witte salie een sterke geur die doorheen de kamers dwaalt. Belou schippert tussen sculptuur en een performatief spel, tussen beïnvloeding en ‘laisser faire’ en creëert hieruit een synesthetische totaalervaring.

Inspelend op dat sensorium, evoceert Belou in het voormalig Limburgs Provincieraadsgebouw gevoelens van huiselijkheid. De verschillende kamers roepen vaag reminiscenties op aan een keuken, een huis- of badkamer, maar dwingen niet tot één interpretatie van hoe een huis vorm moet krijgen. Belou leidt de toeschouwer juist naar een individuele, mentale thuishaven, geactiveerd door universeel herkenbare vormen, geluiden, geuren en kleuren.

In zijn onderzoek spreekt de antropoloog Paul Vandenbroeck over ‘het naamloos motief’: een motief dat zowel transgeografisch als transhistorisch opduikt en doorheen de geschiedenis onder andere als ‘gorgo’, ‘medusa’, ‘egel’ of ‘maqrouth’ wordt aangeduid. Het motief verschijnt onder andere in ex-voto uit de Middeleeuwen, in de hedendaagse tapijten uit bijvoorbeeld Libië of Marokko of in schilderingen van Oost-Europese Neolithische culturen tussen het 6de en 5de millennium voor Christus. Hoewel de vorm telkens verschillende gedaantes aanneemt, blijft de kern onveranderd: dikwijls gaat het om een ovaal- of cirkelachtige vorm met uitstulpsels, die herinnert aan een baarmoeder. Toch hoeft dit volgens de antropoloog niet automatisch een referentie aan vruchtbaarheid zijn, maar appelleert het motief eerder aan een diepgeworteld esthetisch aanvoelen binnenin de mens. Vandenbroeck suggereert geen stilistisch verwantschap door een soort ‘genetische beïnvloeding’, maar wel onderliggende, affectieve patronen en connecties in ons onderbewustzijn.

Ook in Belous oeuvre keren druppelachtige, fallische patronen, maar ook uitstulpingen en spiralen regelmatig terug. Net zoals bij het ‘naamloos motief’ hoeven deze vormen geen pasklare - hoewel zeer verwante - concepten als gender of fertiliteit op te roepen. De kunstenaar wil evenzeer een oorspronkelijke beeldtaal aanspreken die diep in de mensheid altijd is blijven sudderen. Zo figureren in CIAP ook slangachtige en ronde motieven in de objecten die Belou met elkaar in contact brengt. De spiegels en reflecties die de kunstenaar in de ruimtes toevoegt, verdubbelen die motieven en beklemtonen zo hun steeds terugkerend karakter. Vertrouwdheid door verwantschap en herhaling was ook voor de Franse filosoof en socioloog Maurice Halbwachs van belang. Hij achtte de herkenning van familiaire objecten cruciaal voor het mentale welbevinden van de mens. Martin Belou beseft dat die herkenning er pas kan komen wanneer men ook letterlijk de objecten rondom zich aftast; de thema’s van manipulatie en aanraking doemen op in zijn veelvuldig vertonen van handen en vingers, voeten en tenen, die als instrumenten voor de omgang met de wereld dienen (So many Fingers, 2017).

Martin Belou beschouwt de omgang met onze fysieke omgeving niet enkel op een individueel niveau. Onze smaken en verlangens, gereflecteerd in onze keuze en arrangementen van objecten, zijn grotendeels terug te voeren naar de banden die ons aan een groep hechten. Al vanaf de meest primitieve beschavingen, wordt een huis ‘leefbaar gemaakt in functie van een goed verloop van de sociale contacten op microschaal.’ In zijn project Wellness Weekend (2017) ging Belou op zoek naar wat dagelijkse rituelen kunnen betekenen voor een gemeenschap. In BIN (Turnhout) creëerde Belou samen met studenten van het Sandberg Instituut Amsterdam een wellness, voorzien van onder andere een zonnebad, een moestuin, verschillende douches, een zwem- en een modderbad. Met de voorhanden zijnde materialen creëerden Belou en de studenten al gauw het noodzakelijke om te overleven, en dreven het verder op naar een plek van comfort en welbevinden.

In Objects, Love and Patterns verenigt Belou zijn gasten rondom de herkenbare ‘oervormen’, objecten, geuren, geluiden en kleuren. Als aan een tafel delen de gasten dezelfde rituelen, dezelfde gebruiken en wisselen vooral de persoonlijke ervaringen uit hun ‘mentale thuishaven’ uit. Belou doet zijn gasten zich opnieuw gewaarworden van hun gemeenschappelijke vormentaal. Zo creëert hij een nieuwe communiteit, verzameld rondom de liefde voor het object en de fenomenen rondom hen. 


Deze tekst kwam tot stand in het kader van de solotentoonstelling 'Objects, Love and Patters' (04.05. - 26.08.2018) en werd gecureerd door Louise Osieka en ondersteund door de Vlaamse Overheid, Stad Hasselt, de leden van CIAP, Fédération Wallonie-Bruxelles, Hasselt Millésime en Duvel Moortgat.